Onroerend, roerend of immaterieel erfgoed
Erfgoed is een erg ruim begrip. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen verschillende soorten erfgoed. Onroerend erfgoed is de verzamelterm voor erfgoed dat niet - of toch zeer moeilijk - verplaatsbaar is. We hebben het over bouwkundig, archeologisch en landschappelijk erfgoed. Daartegenover staat het zogenaamde roerend erfgoed. Dan spreken we over allerhande historische voorwerpen en objecten, zoals meubels, textiel, schilderijen, archieven, boeken, etc. Tot slot heb je ook het immaterieel erfgoed, zoals tradities, gebruiken, verhalen, legendes, etc.
Er is geen strikte scheiding tussen de verschillende soorten erfgoed. Integendeel, ze zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Ons erfgoed is meestal een samenspel van de verschillende soorten erfgoed. Zo kan de erfgoedwaarde van een historisch kerkgebouw (onroerend erfgoed) vaak pas ten volle begrepen worden, wanneer het samen met haar interieur (roerend erfgoed) en de religieuze tradities en rituelen (immaterieel erfgoed) onderzocht wordt!
De organisatie van het onroerend erfgoed in Vlaanderen
Op het 'terrein' van de erfgoedzorg mag er dan wel vermenging zijn van de verschillende erfgoedsoorten, voor de Vlaamse overheid is het onderscheid tussen de verschillende soorten erfgoed wel van belang. In Vlaanderen bestaan er immers twee afzonderlijke beleidsdomeinen: enerzijds het onroerend erfgoed en anderzijds het cultureel erfgoed (waarin het roerend en immaterieel erfgoed worden ondergebracht).
Elk beleidsdomein heeft een eigen bevoegde minister en administratie op Vlaams niveau, een eigen regelgeving, subsidiemogelijkheden, etc.
De belangrijkste regelgeving zit vervat in het onroerende erfgoeddecreet van 2013 en het onroerend erfgoedbesluit van 2014. Hiermee wordt de onroerend erfgoedsector georganiseerd, wordt bepaald hoe we het erfgoed kunnen beschermen en hoe financiële ondersteuning wordt geregeld.
Deze Vlaamse regelgeving rond erfgoed heeft de 'logica' van scheiding tussen erfgoedsoorten doorgetrokken tot het lokale bestuursniveau.
Deze wetgeving vormt dan ook de basis voor het bestaan van de intergemeentelijke onroerend erfgoeddiensten en onroerend erfgoedgemeenten.
Erfgoed is een erg ruim begrip. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen verschillende soorten erfgoed. Onroerend erfgoed is de verzamelterm voor erfgoed dat niet - of toch zeer moeilijk - verplaatsbaar is. We hebben het over bouwkundig, archeologisch en landschappelijk erfgoed. Daartegenover staat het zogenaamde roerend erfgoed. Dan spreken we over allerhande historische voorwerpen en objecten, zoals meubels, textiel, schilderijen, archieven, boeken, etc. Tot slot heb je ook het immaterieel erfgoed, zoals tradities, gebruiken, verhalen, legendes, etc.
Er is geen strikte scheiding tussen de verschillende soorten erfgoed. Integendeel, ze zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Ons erfgoed is meestal een samenspel van de verschillende soorten erfgoed. Zo kan de erfgoedwaarde van een historisch kerkgebouw (onroerend erfgoed) vaak pas ten volle begrepen worden, wanneer het samen met haar interieur (roerend erfgoed) en de religieuze tradities en rituelen (immaterieel erfgoed) onderzocht wordt!
De organisatie van het onroerend erfgoed in Vlaanderen
Op het 'terrein' van de erfgoedzorg mag er dan wel vermenging zijn van de verschillende erfgoedsoorten, voor de Vlaamse overheid is het onderscheid tussen de verschillende soorten erfgoed wel van belang. In Vlaanderen bestaan er immers twee afzonderlijke beleidsdomeinen: enerzijds het onroerend erfgoed en anderzijds het cultureel erfgoed (waarin het roerend en immaterieel erfgoed worden ondergebracht).
Elk beleidsdomein heeft een eigen bevoegde minister en administratie op Vlaams niveau, een eigen regelgeving, subsidiemogelijkheden, etc.
De belangrijkste regelgeving zit vervat in het onroerende erfgoeddecreet van 2013 en het onroerend erfgoedbesluit van 2014. Hiermee wordt de onroerend erfgoedsector georganiseerd, wordt bepaald hoe we het erfgoed kunnen beschermen en hoe financiële ondersteuning wordt geregeld.
Deze Vlaamse regelgeving rond erfgoed heeft de 'logica' van scheiding tussen erfgoedsoorten doorgetrokken tot het lokale bestuursniveau.
Deze wetgeving vormt dan ook de basis voor het bestaan van de intergemeentelijke onroerend erfgoeddiensten en onroerend erfgoedgemeenten.
De drie-eenheid van het onroerend erfgoed
Het onroerend erfgoed bestaat zelf uit drie types erfgoed. Alledrie zijn ze het werkterrein van de intergemeentelijke onroerenerfgoeddiensten (IOED's) en van de onroerenderfgoedgemeenten (OEG's).
Het onroerend erfgoed bestaat zelf uit drie types erfgoed. Alledrie zijn ze het werkterrein van de intergemeentelijke onroerenerfgoeddiensten (IOED's) en van de onroerenderfgoedgemeenten (OEG's).
Bouwkundig erfgoed
Bij bouwkundig erfgoed erfgoed denken we meestal een kerken, kloosters, kastelen, hoeves en huizen. Naast individuele bouwwerken omvat het ook sites die architecturaal of ruimtelijk een geheel vormen. Denk hierbij aan wijken, begijnhoven, dorpen, begraafplaatsen, etc. Ook kleine bouwsels en constructies worden tot het bouwkundig erfgoed gerekend: straatmeubilair, orgels, beeldhouwwerken, smeedwerk, etc. Tot slot kan ook het interieur van historische gebouwen in deze categorie inbegrepen zijn. |
Landschappelijk erfgoed
Een landschap is een gebied dat uiterlijk en ruimtelijk een geheel vormt. Meestal heeft de mens een hand gehad in het ontstaan ervan. Landschappen zijn dan ook een belangrijke getuige van onze culturele en economische geschiedenis. Net als bij het bouwkundig erfgoed kan het gaan om gehelen (graslanden, tuinen, bossen, parken, wegen, kanalen, rivieren, etc.), maar ook om individuele landschapselementen (bomen, hagen, etc.). |
Archeologisch erfgoed
Archeologisch erfgoed kent een enorme verscheidenheid. Een deel ervan zijn voorwerpen die al opgegraven zijn en al dan bewaard, onderzocht en tentoongesteld. Het grootste deel van het archeologisch erfgoed bevindt zich nog steeds onder de grond of in het landschap. Archeologisch erfgoed heeft dan ook niet enkel betrekking op objecten, maar ook op (potentiële) sites en vindplaatsen. Voorbeelden hiervan zijn historische stadskernen, grafheuvels, mottes, etc. |